Werkwoorden vervoegen
leraren
Tegenwoordige tijd leraren
Ik leraar
Jij leraart
leraar jij?
U leraart
Hij/Zij/Het leraart
Wij leraren
Jullie leraren
Zij leraren
Verleden tijd van leraren
Ik leraarde
Jij/U leraarde
Hij/Zij/Het leraarde
Wij leraarden
Jullie leraarden
Zij leraarden
Voltooid deelwoord van leraren
geleraard
Tegenwoordig deelwoord van leraren
lerarend