Werkwoorden vervoegen
lensen
Tegenwoordige tijd lensen
Ik lens
Jij lenst
lens jij?
U lenst
Hij/Zij/Het lenst
Wij lensen
Jullie lensen
Zij lensen
Verleden tijd van lensen
Ik lenste
Jij/U lenste
Hij/Zij/Het lenste
Wij lensten
Jullie lensten
Zij lensten
Voltooid deelwoord van lensen
gelenst
Tegenwoordig deelwoord van lensen
lensend