Werkwoorden vervoegen
leken
Tegenwoordige tijd leken
Ik leek
Jij leekt
leek jij?
U leekt
Hij/Zij/Het leekt
Wij leken
Jullie leken
Zij leken
Verleden tijd van leken
Ik leekte
Jij/U leekte
Hij/Zij/Het leekte
Wij leekten
Jullie leekten
Zij leekten
Voltooid deelwoord van leken
geleekt
Tegenwoordig deelwoord van leken
lekend
lijken (overeenkomen)
Tegenwoordige tijd leken
Ik lijk
Jij lijkt
lijk jij?
U lijkt
Hij/Zij/Het lijkt
Wij lijken
Jullie lijken
Zij lijken
Verleden tijd van leken
Ik leek
Jij/U leek
Hij/Zij/Het leek
Wij leken
Jullie leken
Zij leken
Voltooid deelwoord van leken
geleken
Tegenwoordig deelwoord van leken
lijkend