Werkwoorden vervoegen
kronen
Tegenwoordige tijd kronen
Ik kroon
Jij kroont
kroon jij?
U kroont
Hij/Zij/Het kroont
Wij kronen
Jullie kronen
Zij kronen
Verleden tijd van kronen
Ik kroonde
Jij/U kroonde
Hij/Zij/Het kroonde
Wij kroonden
Jullie kroonden
Zij kroonden
Voltooid deelwoord van kronen
gekroond
Tegenwoordig deelwoord van kronen
kronend