Werkwoorden vervoegen
korrelen
Tegenwoordige tijd korrelen
Ik korrel
Jij korrelt
korrel jij?
U korrelt
Hij/Zij/Het korrelt
Wij korrelen
Jullie korrelen
Zij korrelen
Verleden tijd van korrelen
Ik korrelde
Jij/U korrelde
Hij/Zij/Het korrelde
Wij korrelden
Jullie korrelden
Zij korrelden
Voltooid deelwoord van korrelen
gekorreld
Tegenwoordig deelwoord van korrelen
korrelend