Werkwoorden vervoegen
knipperen
Tegenwoordige tijd knipperen
Ik knipper
Jij knippert
knipper jij?
U knippert
Hij/Zij/Het knippert
Wij knipperen
Jullie knipperen
Zij knipperen
Verleden tijd van knipperen
Ik knipperde
Jij/U knipperde
Hij/Zij/Het knipperde
Wij knipperden
Jullie knipperden
Zij knipperden
Voltooid deelwoord van knipperen
geknipperd
Tegenwoordig deelwoord van knipperen
knipperend