Werkwoorden vervoegen
klateren
Tegenwoordige tijd klateren
Ik klater
Jij klatert
klater
U klatert
Hij/Zij/Het klatert
Wij klateren
Jullie klateren
Zij klateren
Verleden tijd van klateren
Ik klaterde
Jij/U klaterde
Hij/Zij/Het klaterde
Wij klaterden
Jullie klaterden
Zij klaterden
Voltooid deelwoord van klateren
geklaterd
Tegenwoordig deelwoord van klateren
klaterend