Werkwoorden vervoegen
kandideren
Tegenwoordige tijd kandideren
Ik kandideer
Jij kandideert
kandideer jij?
U kandideert
Hij/Zij/Het kandideert
Wij kandideren
Jullie kandideren
Zij kandideren
Verleden tijd van kandideren
Ik kandideerde
Jij/U kandideerde
Hij/Zij/Het kandideerde
Wij kandideerden
Jullie kandideerden
Zij kandideerden
Voltooid deelwoord van kandideren
gekandideerd
Tegenwoordig deelwoord van kandideren
kandiderend