Werkwoorden vervoegen
innoveren
Tegenwoordige tijd innoveren
Ik innoveer
Jij innoveert
innoveer jij?
U innoveert
Hij/Zij/Het innoveert
Wij innoveren
Jullie innoveren
Zij innoveren
Verleden tijd van innoveren
Ik innoveerde
Jij/U innoveerde
Hij/Zij/Het innoveerde
Wij innoveerden
Jullie innoveerden
Zij innoveerden
Voltooid deelwoord van innoveren
geïnnoveerd
Tegenwoordig deelwoord van innoveren
innoverend