Werkwoorden vervoegen
injecteren
Tegenwoordige tijd injecteren
Ik injecteer
Jij injecteert
injecteer jij?
U injecteert
Hij/Zij/Het injecteert
Wij injecteren
Jullie injecteren
Zij injecteren
Verleden tijd van injecteren
Ik injecteerde
Jij/U injecteerde
Hij/Zij/Het injecteerde
Wij injecteerden
Jullie injecteerden
Zij injecteerden
Voltooid deelwoord van injecteren
geïnjecteerd
Tegenwoordig deelwoord van injecteren
injecterend