Werkwoorden vervoegen
invreten
Tegenwoordige tijd ingevreten
Ik vreet in
Jij vreet in
vreet jij in?
U vreet in
Hij/Zij/Het vreet in
Wij vreten in
Jullie vreten in
Zij vreten in
Verleden tijd van ingevreten
Ik vrat in
Jij/U vrat in
Hij/Zij/Het vrat in
Wij vraten in
Jullie vraten in
Zij vraten in
Voltooid deelwoord van ingevreten
ingevreten
Tegenwoordig deelwoord van ingevreten
invretend