Werkwoorden vervoegen
inburgeren
Tegenwoordige tijd inburgeren
Ik burger in
Jij burgert in
burger jij in?
U burgert in
Hij/Zij/Het burgert in
Wij burgeren in
Jullie burgeren in
Zij burgeren in
Verleden tijd van inburgeren
Ik burgerde in
Jij/U burgerde in
Hij/Zij/Het burgerde in
Wij burgerden in
Jullie burgerden in
Zij burgerden in
Voltooid deelwoord van inburgeren
ingeburgerd
Tegenwoordig deelwoord van inburgeren
inburgerend