Werkwoorden vervoegen
indrogen
Tegenwoordige tijd indrogen
Ik droog in
Jij droogt in
droog jij in?
U droogt in
Hij/Zij/Het droogt in
Wij drogen in
Jullie drogen in
Zij drogen in
Verleden tijd van indrogen
Ik droogde in
Jij/U droogde in
Hij/Zij/Het droogde in
Wij droogden in
Jullie droogden in
Zij droogden in
Voltooid deelwoord van indrogen
ingedroogd
Tegenwoordig deelwoord van indrogen
indrogend