Werkwoorden vervoegen
incarneren
Tegenwoordige tijd incarneren
Ik incarneer
Jij incarneert
incarneer jij?
U incarneert
Hij/Zij/Het incarneert
Wij incarneren
Jullie incarneren
Zij incarneren
Verleden tijd van incarneren
Ik incarneerde
Jij/U incarneerde
Hij/Zij/Het incarneerde
Wij incarneerden
Jullie incarneerden
Zij incarneerden
Voltooid deelwoord van incarneren
geïncarneerd
Tegenwoordig deelwoord van incarneren
incarnerend