Werkwoorden vervoegen
imponeren
Tegenwoordige tijd imponeren
Ik imponeer
Jij imponeert
imponeer jij?
U imponeert
Hij/Zij/Het imponeert
Wij imponeren
Jullie imponeren
Zij imponeren
Verleden tijd van imponeren
Ik imponeerde
Jij/U imponeerde
Hij/Zij/Het imponeerde
Wij imponeerden
Jullie imponeerden
Zij imponeerden
Voltooid deelwoord van imponeren
geïmponeerd
Tegenwoordig deelwoord van imponeren
imponerend