Werkwoorden vervoegen
immigreren
Tegenwoordige tijd immigreren
Ik immigreer
Jij/U immigreert
Hij/Zij/Het immigreert
Wij immigreren
Jullie immigreren
Zij immigreren
Verleden tijd van immigreren
Ik immigreerde
Jij/U immigreerde
Hij/Zij/Het immigreerde
Wij immigreerden
Jullie immigreerden
Zij immigreerden
Voltooid deelwoord van immigreren
geïmmigreerd
Tegenwoordig deelwoord van immigreren
immigrerend