Werkwoorden vervoegen
historiseren
Tegenwoordige tijd historiseren
Ik historiseer
Jij historiseert
historiseer jij?
U historiseert
Hij/Zij/Het historiseert
Wij historiseren
Jullie historiseren
Zij historiseren
Verleden tijd van historiseren
Ik historiseerde
Jij/U historiseerde
Hij/Zij/Het historiseerde
Wij historiseerden
Jullie historiseerden
Zij historiseerden
Voltooid deelwoord van historiseren
gehistoriseerd
Tegenwoordig deelwoord van historiseren
historiserend