Werkwoorden vervoegen
harpen
Tegenwoordige tijd harpen
Ik harp
Jij harpt
harp jij?
U harpt
Hij/Zij/Het harpt
Wij harpen
Jullie harpen
Zij harpen
Verleden tijd van harpen
Ik harpte
Jij/U harpte
Hij/Zij/Het harpte
Wij harpten
Jullie harpten
Zij harpten
Voltooid deelwoord van harpen
geharpt
Tegenwoordig deelwoord van harpen
harpend