Werkwoorden vervoegen
groenen
Tegenwoordige tijd groenen
Ik groen
Jij groent
groen jij?
U groent
Hij/Zij/Het groent
Wij groenen
Jullie groenen
Zij groenen
Verleden tijd van groenen
Ik groende
Jij/U groende
Hij/Zij/Het groende
Wij groenden
Jullie groenden
Zij groenden
Voltooid deelwoord van groenen
gegroend
Tegenwoordig deelwoord van groenen
groenend