Werkwoorden vervoegen
graviteren
Tegenwoordige tijd graviteren
Ik graviteer
Jij graviteert
graviteer jij?
U graviteert
Hij/Zij/Het graviteert
Wij graviteren
Jullie graviteren
Zij graviteren
Verleden tijd van graviteren
Ik graviteerde
Jij/U graviteerde
Hij/Zij/Het graviteerde
Wij graviteerden
Jullie graviteerden
Zij graviteerden
Voltooid deelwoord van graviteren
gegraviteerd
Tegenwoordig deelwoord van graviteren
graviterend