Werkwoorden vervoegen
graveren
Tegenwoordige tijd graveren
Ik graveer
Jij graveert
graveer jij?
U graveert
Hij/Zij/Het graveert
Wij graveren
Jullie graveren
Zij graveren
Verleden tijd van graveren
Ik graveerde
Jij/U graveerde
Hij/Zij/Het graveerde
Wij graveerden
Jullie graveerden
Zij graveerden
Voltooid deelwoord van graveren
gegraveerd
Tegenwoordig deelwoord van graveren
graverend