Werkwoorden vervoegen
granuleren
Tegenwoordige tijd granuleren
Ik granuleer
Jij granuleert
granuleer jij?
U granuleert
Hij/Zij/Het granuleert
Wij granuleren
Jullie granuleren
Zij granuleren
Verleden tijd van granuleren
Ik granuleerde
Jij/U granuleerde
Hij/Zij/Het granuleerde
Wij granuleerden
Jullie granuleerden
Zij granuleerden
Voltooid deelwoord van granuleren
gegranuleerd
Tegenwoordig deelwoord van granuleren
granulerend