Werkwoorden vervoegen
graderen
Tegenwoordige tijd graderen
Ik gradeer
Jij gradeert
gradeer jij?
U gradeert
Hij/Zij/Het gradeert
Wij graderen
Jullie graderen
Zij graderen
Verleden tijd van graderen
Ik gradeerde
Jij/U gradeerde
Hij/Zij/Het gradeerde
Wij gradeerden
Jullie gradeerden
Zij gradeerden
Voltooid deelwoord van graderen
gegradeerd
Tegenwoordig deelwoord van graderen
graderend