Werkwoorden vervoegen
goedpraten
Tegenwoordige tijd goedpraten
Ik praat goed
Jij praat goed
praat jij goed?
U praat goed
Hij/Zij/Het praat goed
Wij praten goed
Jullie praten goed
Zij praten goed
Verleden tijd van goedpraten
Ik praatte goed
Jij/U praatte goed
Hij/Zij/Het praatte goed
Wij praatten goed
Jullie praatten goed
Zij praatten goed
Voltooid deelwoord van goedpraten
goedgepraat
Tegenwoordig deelwoord van goedpraten
goedpratend