Werkwoorden vervoegen
wanen
Tegenwoordige tijd wanen
Ik waan
Jij waant
waan jij?
U waant
Hij/Zij/Het waant
Wij wanen
Jullie wanen
Zij wanen
Verleden tijd van wanen
Ik waande
Jij/U waande
Hij/Zij/Het waande
Wij waanden
Jullie waanden
Zij waanden
Voltooid deelwoord van wanen
gewaand
Tegenwoordig deelwoord van wanen
wanend