Werkwoorden vervoegen
tuinieren
Tegenwoordige tijd tuinieren
Ik tuinier
Jij tuiniert
tuinier jij?
U tuiniert
Hij/Zij/Het tuiniert
Wij tuinieren
Jullie tuinieren
Zij tuinieren
Verleden tijd van tuinieren
Ik tuinierde
Jij/U tuinierde
Hij/Zij/Het tuinierde
Wij tuinierden
Jullie tuinierden
Zij tuinierden
Voltooid deelwoord van tuinieren
getuinierd
Tegenwoordig deelwoord van tuinieren
tuinierend