Werkwoorden vervoegen
tuigen
Tegenwoordige tijd tuigen
Ik tuig
Jij tuigt
tuig jij?
U tuigt
Hij/Zij/Het tuigt
Wij tuigen
Jullie tuigen
Zij tuigen
Verleden tijd van tuigen
Ik tuigde
Jij/U tuigde
Hij/Zij/Het tuigde
Wij tuigden
Jullie tuigden
Zij tuigden
Voltooid deelwoord van tuigen
getuigd
Tegenwoordig deelwoord van tuigen
tuigend
getuigen
Tegenwoordige tijd tuigen
Ik getuig
Jij getuigt
getuig
U getuigt
Hij/Zij/Het getuigt
Wij getuigen
Jullie getuigen
Zij getuigen
Verleden tijd van tuigen
Ik getuigde
Jij/U getuigde
Hij/Zij/Het getuigde
Wij getuigden
Jullie getuigden
Zij getuigden
Voltooid deelwoord van tuigen
getuigd
Tegenwoordig deelwoord van tuigen
getuigend