Werkwoorden vervoegen
travesteren
Tegenwoordige tijd travesteren
Ik travesteer
Jij travesteert
travesteer jij?
U travesteert
Hij/Zij/Het travesteert
Wij travesteren
Jullie travesteren
Zij travesteren
Verleden tijd van travesteren
Ik travesteerde
Jij/U travesteerde
Hij/Zij/Het travesteerde
Wij travesteerden
Jullie travesteerden
Zij travesteerden
Voltooid deelwoord van travesteren
getravesteerd
Tegenwoordig deelwoord van travesteren
travesterend