Werkwoorden vervoegen
stationeren
Tegenwoordige tijd stationeren
Ik stationeer
Jij stationeert
stationeer
U stationeert
Hij/Zij/Het stationeert
Wij stationeren
Jullie stationeren
Zij stationeren
Verleden tijd van stationeren
Ik stationeerde
Jij/U stationeerde
Hij/Zij/Het stationeerde
Wij stationeerden
Jullie stationeerden
Zij stationeerden
Voltooid deelwoord van stationeren
gestationeerd
Tegenwoordig deelwoord van stationeren
stationerend