Werkwoorden vervoegen
repatriëren
Tegenwoordige tijd repatriëren
Ik repatrieer
Jij repatrieert
repatrieer jij?
U repatrieert
Hij/Zij/Het repatrieert
Wij repatriëren
Jullie repatriëren
Zij repatriëren
Verleden tijd van repatriëren
Ik repatrieerde
Jij/U repatrieerde
Hij/Zij/Het repatrieerde
Wij repatrieerden
Jullie repatrieerden
Zij repatrieerden
Voltooid deelwoord van repatriëren
gerepatrieerd
Tegenwoordig deelwoord van repatriëren
repatriërend