Werkwoorden vervoegen
figureren
Tegenwoordige tijd figureren
Ik figureer
Jij figureert
figureer jij?
U figureert
Hij/Zij/Het figureert
Wij figureren
Jullie figureren
Zij figureren
Verleden tijd van figureren
Ik figureerde
Jij/U figureerde
Hij/Zij/Het figureerde
Wij figureerden
Jullie figureerden
Zij figureerden
Voltooid deelwoord van figureren
gefigureerd
Tegenwoordig deelwoord van figureren
figurerend