Werkwoorden vervoegen
emotioneren
Tegenwoordige tijd emotioneren
Ik emotioneer
Jij emotioneert
emotioneer jij?
U emotioneert
Hij/Zij/Het emotioneert
Wij emotioneren
Jullie emotioneren
Zij emotioneren
Verleden tijd van emotioneren
Ik emotioneerde
Jij/U emotioneerde
Hij/Zij/Het emotioneerde
Wij emotioneerden
Jullie emotioneerden
Zij emotioneerden
Voltooid deelwoord van emotioneren
geëmotioneerd
Tegenwoordig deelwoord van emotioneren
emotionerend