Werkwoorden vervoegen
brevetteren
Tegenwoordige tijd brevetteren
Ik brevetteer
Jij brevetteert
brevetteer jij?
U brevetteert
Hij/Zij/Het brevetteert
Wij brevetteren
Jullie brevetteren
Zij brevetteren
Verleden tijd van brevetteren
Ik brevetteerde
Jij/U brevetteerde
Hij/Zij/Het brevetteerde
Wij brevetteerden
Jullie brevetteerden
Zij brevetteerden
Voltooid deelwoord van brevetteren
gebrevetteerd
Tegenwoordig deelwoord van brevetteren
brevetterend