Werkwoorden vervoegen
blesseren
Tegenwoordige tijd blesseren
Ik blesseer
Jij blesseert
blesseer
U blesseert
Hij/Zij/Het blesseert
Wij blesseren
Jullie blesseren
Zij blesseren
Verleden tijd van blesseren
Ik blesseerde
Jij/U blesseerde
Hij/Zij/Het blesseerde
Wij blesseerden
Jullie blesseerden
Zij blesseerden
Voltooid deelwoord van blesseren
geblesseerd
Tegenwoordig deelwoord van blesseren
blesserend