Werkwoorden vervoegen
benedijen
Tegenwoordige tijd benedijen
Ik benedij
Jij benedijt
benedij jij?
U benedijt
Hij/Zij/Het benedijt
Wij benedijen
Jullie benedijen
Zij benedijen
Verleden tijd van benedijen
Ik benedijde
Jij/U benedijde
Hij/Zij/Het benedijde
Wij benedijden
Jullie benedijden
Zij benedijden
Voltooid deelwoord van benedijen
gebenedijd
Tegenwoordig deelwoord van benedijen
benedijend