Werkwoorden vervoegen
alloceren
Tegenwoordige tijd alloceren
Ik alloceer
Jij alloceert
alloceer jij?
U alloceert
Hij/Zij/Het alloceert
Wij alloceren
Jullie alloceren
Zij alloceren
Verleden tijd van alloceren
Ik alloceerde
Jij/U alloceerde
Hij/Zij/Het alloceerde
Wij alloceerden
Jullie alloceerden
Zij alloceerden
Voltooid deelwoord van alloceren
gealloceerd
Tegenwoordig deelwoord van alloceren
allocerend