Werkwoorden vervoegen
galopperen
Tegenwoordige tijd galopperen
Ik galoppeer
Jij galoppeert
galoppeer
U galoppeert
Hij/Zij/Het galoppeert
Wij galopperen
Jullie galopperen
Zij galopperen
Verleden tijd van galopperen
Ik galoppeerde
Jij/U galoppeerde
Hij/Zij/Het galoppeerde
Wij galoppeerden
Jullie galoppeerden
Zij galoppeerden
Voltooid deelwoord van galopperen
gegaloppeerd
Tegenwoordig deelwoord van galopperen
galopperend