Werkwoorden vervoegen
floreren
Tegenwoordige tijd floreren
Ik floreer
Jij floreert
floreer jij?
U floreert
Hij/Zij/Het floreert
Wij floreren
Jullie floreren
Zij floreren
Verleden tijd van floreren
Ik floreerde
Jij/U floreerde
Hij/Zij/Het floreerde
Wij floreerden
Jullie floreerden
Zij floreerden
Voltooid deelwoord van floreren
gefloreerd
Tegenwoordig deelwoord van floreren
florerend