Werkwoorden vervoegen
fijnhakken
Tegenwoordige tijd fijnhakken
Ik hak fijn
Jij hakt fijn
hak jij fijn?
U hakt fijn
Hij/Zij/Het hakt fijn
Wij hakken fijn
Jullie hakken fijn
Zij hakken fijn
Verleden tijd van fijnhakken
Ik hakte fijn
Jij/U hakte fijn
Hij/Zij/Het hakte fijn
Wij hakten fijn
Jullie hakten fijn
Zij hakten fijn
Voltooid deelwoord van fijnhakken
fijngehakt
Tegenwoordig deelwoord van fijnhakken
fijnhakkend