Werkwoorden vervoegen
feestvieren
Tegenwoordige tijd feestvieren
Ik vier feest
Jij viert feest
vier jij feest?
U viert feest
Hij/Zij/Het viert feest
Wij vieren feest
Jullie vieren feest
Zij vieren feest
Verleden tijd van feestvieren
Ik vierde feest
Jij/U vierde feest
Hij/Zij/Het vierde feest
Wij vierden feest
Jullie vierden feest
Zij vierden feest
Voltooid deelwoord van feestvieren
feestgevierd
Tegenwoordig deelwoord van feestvieren
feestvierend