Werkwoorden vervoegen
fabelen
Tegenwoordige tijd fabelen
Ik fabel
Jij fabelt
fabel jij?
U fabelt
Hij/Zij/Het fabelt
Wij fabelen
Jullie fabelen
Zij fabelen
Verleden tijd van fabelen
Ik fabelde
Jij/U fabelde
Hij/Zij/Het fabelde
Wij fabelden
Jullie fabelden
Zij fabelden
Voltooid deelwoord van fabelen
gefabeld
Tegenwoordig deelwoord van fabelen
fabelend