Werkwoorden vervoegen
expliciteren
Tegenwoordige tijd expliciteren
Ik expliciteer
Jij expliciteert
expliciteer jij?
U expliciteert
Hij/Zij/Het expliciteert
Wij expliciteren
Jullie expliciteren
Zij expliciteren
Verleden tijd van expliciteren
Ik expliciteerde
Jij/U expliciteerde
Hij/Zij/Het expliciteerde
Wij expliciteerden
Jullie expliciteerden
Zij expliciteerden
Voltooid deelwoord van expliciteren
geëxpliciteerd
Tegenwoordig deelwoord van expliciteren
expliciterend