Werkwoorden vervoegen
expireren
Tegenwoordige tijd expireren
Ik expireer
Jij expireert
expireer jij?
U expireert
Hij/Zij/Het expireert
Wij expireren
Jullie expireren
Zij expireren
Verleden tijd van expireren
Ik expireerde
Jij/U expireerde
Hij/Zij/Het expireerde
Wij expireerden
Jullie expireerden
Zij expireerden
Voltooid deelwoord van expireren
geëxpireerd
Tegenwoordig deelwoord van expireren
expirerend