Werkwoorden vervoegen
expediëren
Tegenwoordige tijd expediëren
Ik expedieer
Jij expedieert
expedieer jij?
U expedieert
Hij/Zij/Het expedieert
Wij expediëren
Jullie expediëren
Zij expediëren
Verleden tijd van expediëren
Ik expedieerde
Jij/U expedieerde
Hij/Zij/Het expedieerde
Wij expedieerden
Jullie expedieerden
Zij expedieerden
Voltooid deelwoord van expediëren
geëxpedieerd
Tegenwoordig deelwoord van expediëren
expediërend