Werkwoorden vervoegen
ensceneren
Tegenwoordige tijd ensceneren
Ik ensceneer
Jij ensceneert
ensceneer jij?
U ensceneert
Hij/Zij/Het ensceneert
Wij ensceneren
Jullie ensceneren
Zij ensceneren
Verleden tijd van ensceneren
Ik ensceneerde
Jij/U ensceneerde
Hij/Zij/Het ensceneerde
Wij ensceneerden
Jullie ensceneerden
Zij ensceneerden
Voltooid deelwoord van ensceneren
geënsceneerd
Tegenwoordig deelwoord van ensceneren
enscenerend