Werkwoorden vervoegen
emenderen
Tegenwoordige tijd emenderen
Ik emendeer
Jij emendeert
emendeer jij?
U emendeert
Hij/Zij/Het emendeert
Wij emenderen
Jullie emenderen
Zij emenderen
Verleden tijd van emenderen
Ik emendeerde
Jij/U emendeerde
Hij/Zij/Het emendeerde
Wij emendeerden
Jullie emendeerden
Zij emendeerden
Voltooid deelwoord van emenderen
geëmendeerd
Tegenwoordig deelwoord van emenderen
emenderend