Werkwoorden vervoegen
doorwinteren (aan de winter blootstellen)
Tegenwoordige tijd doorwinteren
Ik doorwinter
Jij doorwintert
doorwinter jij?
U doorwintert
Hij/Zij/Het doorwintert
Wij doorwinteren
Jullie doorwinteren
Zij doorwinteren
Verleden tijd van doorwinteren
Ik doorwinterde
Jij/U doorwinterde
Hij/Zij/Het doorwinterde
Wij doorwinterden
Jullie doorwinterden
Zij doorwinterden
Voltooid deelwoord van doorwinteren
doorwinterd
Tegenwoordig deelwoord van doorwinteren
doorwinterend