Werkwoorden vervoegen
doorweven (verder weven, door iets heen weven)
Tegenwoordige tijd doorweven
Ik weef door
Jij weeft door
weef jij door?
U weeft door
Hij/Zij/Het weeft door
Wij weven door
Jullie weven door
Zij weven door
Verleden tijd van doorweven
Ik weefde door
Jij/U weefde door
Hij/Zij/Het weefde door
Wij weefden door
Jullie weefden door
Zij weefden door
Voltooid deelwoord van doorweven
doorgeweven
Tegenwoordig deelwoord van doorweven
doorwevend
doorweven (wevend ineenwerken)
Tegenwoordige tijd doorweven
Ik doorweef
Jij doorweeft
doorweef jij?
U doorweeft
Hij/Zij/Het doorweeft
Wij doorweven
Jullie doorweven
Zij doorweven
Verleden tijd van doorweven
Ik doorweefde
Jij/U doorweefde
Hij/Zij/Het doorweefde
Wij doorweefden
Jullie doorweefden
Zij doorweefden
Voltooid deelwoord van doorweven
doorweven
Tegenwoordig deelwoord van doorweven
doorwevend