Werkwoorden vervoegen
doven
Tegenwoordige tijd doven
Ik doof
Jij dooft
doof jij?
U dooft
Hij/Zij/Het dooft
Wij doven
Jullie doven
Zij doven
Verleden tijd van doven
Ik doofde
Jij/U doofde
Hij/Zij/Het doofde
Wij doofden
Jullie doofden
Zij doofden
Voltooid deelwoord van doven
gedoofd
Tegenwoordig deelwoord van doven
dovend