Werkwoorden vervoegen
distingeren
Tegenwoordige tijd distingeren
Ik distingeer
Jij distingeert
distingeer jij?
U distingeert
Hij/Zij/Het distingeert
Wij distingeren
Jullie distingeren
Zij distingeren
Verleden tijd van distingeren
Ik distingeerde
Jij/U distingeerde
Hij/Zij/Het distingeerde
Wij distingeerden
Jullie distingeerden
Zij distingeerden
Voltooid deelwoord van distingeren
gedistingeerd
Tegenwoordig deelwoord van distingeren
distingerend